Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB5660

Datum uitspraak2007-10-17
Datum gepubliceerd2007-10-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/923760-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft de Europese regelgeving met betrekking tot de verwerking van eierschalen overtreden. Bedoelde Europese regelgeving heeft tot doel het voorkomen van de aanwezigheid van ziekteverwekkers in diervoeders van dierlijke oorsprong en legt als beginsel vast dat alle dierlijke afval, ongeacht de oorsprong ervan, na een passende behandeling voor de productie van voedermiddelen mogen worden gebruikt. Door de handelwijze van verdachte heeft hij, als tussenhandelaar, eraan meegewerkt dat bedoeld afval zonder aan de daarop betrekking hebbende regelgeving te voldoen, op grond is uitgestrooid en ondergewerkt.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige economische kamer Parketnummer: 06/923760-06 Uitspraak d.d.: 17 oktober 2007 Tegenspraak VERKORT VONNIS In de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1963 te [plaats], wonende te [adres en plaats]. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 oktober 2007. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de maand(en) november 2005 en/of december 2005, in de gemeente Hoogeveen, althans in Nederland, (procesverbaalnummer: 06-100814 Politie Drenthe) en/of op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de maand(en) januari 2006 en/of februari 2006 en/of maart 2006 en/of april 2006 en/of mei 2006, in de gemeente Oldebroek, althans in Nederland, (proces-verbaalnummers: 35267 en 35193 en 35155 en 35101 AID) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet opzettelijk, (telkens) zich door afgifte aan [medeverdachte B] en/of [medeverdachte C] en/of [medeverdachte loonbedrijf D] V.O.F. en/of anderen of een ander van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen, te weten één of meer hoeveelheden eierschalen, heeft ontdaan; ALTHANS, dat hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de maand(en) november 2005 en/of december 2005, in de gemeente Hoogeveen, althans in Nederland, (procesverbaalnummer: 06-100814 Politie Drenthe) en/of op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de maand(en) januari 2006 en/of februari 2006 en/of maart 2006 en/of april 2006 en/of mei 2006, in de gemeente Oldebroek, (proces-verbaalnummers: 35267 en 35193 en 35155 en 35101 AID) al dan niet opzettelijk, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) zich van afvalstoffen te weten één of meer hoeveelheden eierschalen, heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten of anderszins op of in de bodem te brengen; ALTHANS, dat hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de maand(en) november 2005 en/of december 2005, in de gemeente Hoogeveen, althans in Nederland, (procesverbaalnummer: 06-100814 Politie Drenthe) en/of op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de maand(en) januari 2006 en/of februari 2006 en/of maart 2006 en/of april 2006 en/of mei 2006, in de gemeente Oldebroek, althans in Nederland, (proces-verbaalnummers: 35267 en 35193 en 35155 en 35101 AID) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet opzettelijk, (telkens) één of meer hoeveelheden eierschalen, zijnde destructiemateriaal, heeft onttrokken aan verwerking. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Vrijspraak Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt dat uit het voorhanden zijnde bewijsmateriaal niet kan worden geconcludeerd dat verdachte afvalstoffen aan de in het primaire deel van de tenlastelegging bedoelde (rechts)personen heeft afgegeven. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op tijdstippen in de maanden november 2005 en december 2005, in de gemeente Hoogeveen, en op tijdstippen in de maanden januari 2006 en februari 2006 en maart 2006 en april 2006 en mei 2006, in de gemeente Oldebroek, opzettelijk, tezamen en in vereniging met anderen, telkens zich van afvalstoffen, te weten hoeveelheden eierschalen, heeft ontdaan door deze buiten een inrichting te storten of anderszins op of in de bodem te brengen. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte be¬hoort daarvan te worden vrijgesproken. Bewijsoverweging De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat de Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten, gepubliceerd op 10 oktober 2002, sinds 1 mei 2003 rechtstreeks van toepassing is op Nederland en dat daaraan nationale uitvoering is gegeven in het Destructiebesluit dat inwerking is getreden op 7 september 2005 (Stb. 407, 29-06-05). Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op: medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer, meermalen gepleegd. Strafbaarheid van de verdachte Omtrent de werking van de EG verordening 1774/2002 heeft verdachte bepleit dat hij in de veronderstelling verkeerde dat er sprake was van een overgangsperiode waarin zijn handelswijze werd gedoogd. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Verdachte heeft in zijn eerste verhoor bij de politie gezegd dat hij wist dat eierschalen als meststof verboden waren, maar dat het gebruik werd gedoogd. Verdachte heeft ter zitting bevestigd op de hoogte zijn geweest van de inhoud van de brief van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 5 oktober 2005, onder meer inhoudende (onder het kopje Handhaving): ‘… de huidige voorschriften die gelden ten aanzien van de aanwending van voornoemde meststoffen van dierlijke oorsprong in het kader van de verordening opgevolgd dienen te worden. De uitvoerende diensten hebben echter geconstateerd dat hieraan in de praktijk niet altijd gevolg wordt gegeven. Ik verzoek u hiermee in het vervolg wel rekening te houden. De Algemene inspectiedienst (AID) zal, indien nodig, controlerend en handhavend optreden’. Bovendien heeft verdachte bij de politie verklaard dat de politie hem op 20 februari 2006 heeft gezegd dat het afvoeren van eierschalen zo niet mocht. Het betoog van verdachte dat er sprake was van (enig) gedoogbeleid, ook na 5 oktober 2005, faalt gelet op het vorenstaande. Er zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan verdachte tot het niet handhaven van de onderhavige regelgeving mocht concluderen. Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aanne¬melijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud bijlage I). De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Verdachte heeft de Europese regelgeving met betrekking tot de verwerking van eierschalen overtreden. Bedoelde Europese regelgeving heeft tot doel het voorkomen van de aanwezigheid van ziekteverwekkers in diervoeders van dierlijke oorsprong en legt als beginsel vast dat alle dierlijke afval, ongeacht de oorsprong ervan, na een passende behandeling voor de productie van voedermiddelen mogen worden gebruikt. Door de handelwijze van verdachte heeft hij, als tussenhandelaar, eraan meegewerkt dat bedoeld afval zonder aan de daarop betrekking hebbende regelgeving te voldoen, op grond is uitgestrooid en ondergewerkt. In de geringe justitiële documentatie van verdachte ziet de rechtbank aanleiding de eis van de officier van justitie te matigen tot de hoogte van na te melden geldboete. Toepasselijke wetsartikelen - 23, 24, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht; - 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten; - 10.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot een geldboete van € 3.000,=. bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen hechtenis. Aldus gewezen door mr. Prisse, voorzitter, mrs. Van der Mei en Schmitz, rechters, in tegenwoordigheid van Wiering, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 oktober 2007. Mr. Schmitz is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.